
English/French version via menu
Welkom,
fijn dat u deze pagina's bezoekt en even de tijd neemt om in onze wereld te duiken. U vindt hier achtergrondinformatie over het expo-luik van 'Weg van Bach', ontworpen door Emilie Lauwers in 2023 voor Klarafestival in BOZAR Brussel en sindsdien te zien in Ronse (2025, De Ververij) en Brugge (2025, Concertgebouw). Samen met de meegeleverde tekst op papier bieden we hier inzicht in Emilie's en Benjamin's werkwijze en inspiratie, en leggen we verbanden tussen de expo, Sebastians muziek en de wandeltocht van Arnstadt naar Lübeck, in de voetsporen van Bach.
Net als de tocht en net als de cello Suites bestaat de expo uit 6 onderdelen. Net zoals er per Suite één wandeldag was, valt er hier per Suite een paviljoen te ontdekken. Elk heeft 6 zijden, net zoals elke Suite 6 bewegingen heeft. Elke Suite heeft ook zijn eigen kleur, zijn eigen toonsoort, karakter en logica binnen het geheel van de cyclus. Daarom heeft elk paviljoen ook een specifiek materiaal dat voor Emilie past bij het karakter van de betreffende Suite.
PAVILJOEN 1 - SUITE 1
De eerste Suite is een heel ontwapenend en eerlijk stuk muziek. Ze begint zo eenvoudig als je maar kan beginnen op een cello, met eerst open snaren, dan één vinger, dan twee enzovoort. Dit begin van de reis heeft Emilie gevisualiseerd door de geplande wandelroute van Arnstadt naar Lübeck vorm te geven met naald en stof, vrij hangend in het midden van een transparant paviljoen, uitgevoerd in hout. Vanaf hier verbindt het pad kronkelend alle Suites. De toonsoort van deze eerste Suite, sol groot, zou volgens Charpentier (1690) gebruikt moeten worden voor muziek die 'doucement joyeux' is.
-
Ook de eerste wandeldag vanuit het hart van Thüringen was heel luchtig, bijna vrolijk. De avond ervoor had ik het nieuws gevolgd over de razzia's tegen de Reichsbürger-beweging, een extreemrechtse groep militanten die de Duitse regering omver wilde werpen. Het deed me denken aan 'Der abentheuerliche Simplicissimus Teutsch' van Grimmelshausen, een schelmenboek uit 1668 dat ik had gelezen voordat ik aan deze reis begon om me enigszins een voorstelling te maken van het landschap en de sfeer van de Duitse staten in die tijd. Ook al zag ik overeenkomsten in agressie tussen de Reichsbürgers en de Dertigjarige Oorlog, die de Europese landen had verwoest en pas in 1648 eindigde - 'mijn' Bach werd geboren in 1675 -, toch had ik me verbaasd over hoe ver ik in een wolk tussen verleden en heden was gedoken. Het voelde alsof ik op het punt stond om op tijdreis te vertrekken, wat me een opgelucht en opgeladen gevoel gaf. Eindelijk!
Tegen de avond en na zo'n 30 kilometer in de benen keek ik terug op deze montere dag als een ideale manier om mijn avontuur te beginnen. Ik had het gewicht van de cello en de rugzak kunnen controleren, had het eerste Duits gehoord en gesproken, had Olav Grondelaers live op Klara kunnen bellen en had regelmatig pauzes genomen om van het landschap te genieten.
Toen ik 's ochtends vroeg Hotelpark Stadtbrauerei in Arnstadt verliet passeerde ik de kerk waar Bach in 1703 de functie van organist bekleedde - zijn eerste officiële positie als organist. Het was hier dat hij besloot hij de reis naar Lübeck te ondernemen om de organist Buxtehude te horen en zien -de man was al op hoge leeftijd -, en om zich onder te dompelen in het adventsfestival. Deze kerk in Arnstadt, direct tegenover het stadhuis, heette toen Neue Kirche en heet nu Johann-Sebastian-Bach-Kirche. Het viel me op dat ik vanaf het kerkplein, tussen enkele gevels door, de heuvels in de verte kon zien. Het deed me dromen van de reis die ik op het punt stond te ondernemen. Misschien had dezelfde aanblik de jonge Sebastian ook doen mijmeren? Een standbeeld van een uitdagende Bach als jongeman siert het plein, maar ik bleef niet lang. Ik nam een klein stukje mee van de typische roodbruine steen van de kerk, die ik uiteindelijk niet kon bezoeken omdat ze op dit vroege uur nog gesloten was. De lucht vulde zich met mijn montere stap.
Later die dag, toen ik voor het eerst op deze reis een bos betrad in het pittoreske Bischleben, realiseerde ik me dat mijn blik vaak zocht naar tekens uit het verleden, bij voorkeur uit de tijd van Bach. Zo vond ik een scheef verzonken mijlpaal, uitgehouwen in steen met het jaartal 1720 erop gebeiteld. Voor het eerst zag ik door bevers afgeknaagde boomstammen en door mensenhanden aangebrachte plakaatjes op oude woudreuzen: 'Naturdenkmal'.
Bomen als monumenten van de natuur, dat vond ik prachtig. Zonder bomen geen Suites voor cello.
PAVILJOEN 2 - SUITE 2
Op de ochtend van de tweede wandeldag werd ik wakker met spierpijn zoals ik die nog nooit eerder had gevoeld. Mijn hele lichaam leek beurs. Terwijl de zon in de verte opkwam en een oranje-roze streep de horizon kleurde, viel er heel zachtjes sneeuw.
-
Dit paviljoen, gemaakt uit verroest staal, is open zoals het eerste maar dan zonder de zachtheid ervan. De foto's die eraan vastzitten en die speels ronddraaien, tonen 'de weg'. Het landschap als een kronkelend pad, de nooit rechte lijn die gevolgd moet worden. Elke stap kan naar elke kant kantelen: omhoog of omlaag. Makkelijk of moeilijk. Positief of negatief, afhankelijk van je reactie op wat er gebeurt, van je stemming. Die foto's tonen ook de absurde gedachte die hier voor het eerst opkwam, samen met de monotonie van het lopen: ik ga alleen vooruit als ik mijn ene voet na de andere zet. Net zoals de muziek alleen maar zo vlot verder kabbelt als de snelheid waarmee mijn strijkstok de ene noot na de andere speelt. Als je wandelt, heeft het geen zin om te proberen sneller of langzamer te gaan, want de weg is de baas. Net als nu: de grijze lucht die langzaam donkerder wordt en de hele dag niet meer zou opklare, verbeeldde perfect de mineurtoonsoort van de tweede Suite, re klein. Het was ook de dag van mijn eerste echte sneeuwstorm die gelukkig maar kort duurde. Maar toen de zon al onder was, moest ik nog zo'n zes kilometer door de velden ploegen vanwege het ontbreken van een voetpad. De regen, kou en sneeuw hadden de aarde veranderd in een helse modderpoel waarin ik met elke stap wegzakte, en toen ik eindelijk Pension Ratsgasse naderde, leek elke extra meter een marteling. Mijn rechter scheenbeen deed pijn en de laatste 600 meter duurden belachelijk lang.
Ik herkende de zwaarte van deze dag in de zwaarte van de tweede Suite, die voelt als een vreemd ontwaken na de wolkenloze droom van de eerste Suite. De vrolijke tred van gisteren had plaatsgemaakt voor stugge wil om deze dag door te komen. Alles voelde log en grijs, net als de kleuren om me heen in hun mist van natte damp die over de velden hing. Zodra ik het centrum achter me had gelaten, was er vaak kilometers ver geen huis te bekennen en was ik de enige mens op talloze boerenvelden.
-
Al vanaf de eerste 3 noten van de Prélude voel je dat dit een heel ander verhaal wordt dan de enigszins naïeve eerste Suite. Hoe kan het ook anders? Muziek leeft bij de gratie van contrasten. Elke keer dat ik deze tweede Suite speel voel ik dat het niet zomaar een cyclus is, maar dat Bach werken wilde schrijven die iedereen, speler en luisteraar, zouden uitdagen. Binnen de rigide vorm van Suites, binnen het kader van elke geijkte dans, zaait hij zijn typische bloeiende rijkdom. Als cellist - en als wandelaar - is er altijd dat moment waarop je beseft: dit is echt.
Het was eenzaam en mooi. Op een gegeven moment, ongeveer tien kilometer vòòr Ringleben, volgden een voetpad en straat de lokale rivier die zich tot kanaal had laten rechttrekken. Een ooievaar vloog verstoord op, nam een grote bocht en plantte zich steeds weer binnen mijn gezichtsveld. Het was als een spel tussen hem en mij, deze vreemde figuur in dit desolate landschap. Vanaf dat voetpad, dat over een verhoging liep, besefte ik dat dit de 3 wegen moesten zijn die Bach kende. De rivier - voor zover die in december nog bevaarbaar was -, het pad en de straat voor karren. Ik vond die gedachte mooi, want ik raakte er steeds meer van overtuigd dat ook Sebastian niet helemaal te voet naar Lübeck was gereisd, maar af en toe op een kar of in een boot was gesprongen.
Die avond, in mijn pension in Weissensee, was ik uitgeput.
PAVILJOEN 3 - SUITE 3
10 december, en het sneeuwt weer. Omdat de Prélude van de derde Suite, in C majeur, in Italiaanse stijl is met snelle loopjes en virtuoze barriolages, besluit ik dat ik deze snelheid het beste kan omzetten in zelf versnellen. Dus bel ik een taxi die me alvast naar de rand van het bos brengt. Bovendien doet mijn rechterbeen pijn en ben ik blij dat ik de extra tijd kan gebruiken om een tijdje rond te dwalen op de plaatselijke begraafplaats.
Toen ik er de avond ervoor langs strompelde had ik de oude graven en beelden opgemerkt. Nu ze bijna helemaal bedekt zijn met sneeuw heeft de plek iets magisch, bedekt met stilte die zo typerend is voor een sneeuwtapijt en past bij de eeuwige slaap van zij die hier rusten. Tijdens mijn voorbereidingen had ik onderschat hoezeer de plekken waar ik langs kwam me zouden uitnodigen om langer stil te staan, wat vaak niet kon omdat ik gebonden was aan mijn aantal kilometers per dag.
-
Dit paviljoen is gesloten. Het houten frame draagt een metalen wand met daarin twee kijkgaten. Eén ervan toont - als in stilte - de Suite 2 hotelkamer, emblematisch voor mijn dromerige verbeelding versus de harde realiteit van de tocht. Maar het is alleen dankzij dat harde ontwaken dat de derde Suite, de derde dag wandelen, lukt: ik heb geen keus en wil doorgaan! Zorg voor je lichaam, ademhalen, wat cello spelen en op pad! Het andere kijkgaatje toont een boshut waar ik later op de derde Suite dag onderdak vond voordat ik Sondershausen binnenging. Het metaal symboliseert mijn zelfopgelegde doorzettingsvermogen, en past ook bij de virtuoze en dansende derde Suite. Dansen brengt je verder, noot voor noot, stap voor stap!
-
Het bos dat ik even later betreed, met grote betonplaten als weg erdoorheen - ooit aangelegd voor militaire doeleinden - is stil en uitgestrekt. De sneeuw heeft het landschap opnieuw betoverd en ik besef eens te meer welk een prachtige reis ik maak. Wilde ganzen krijsen me van hoog boven me toe, terwijl ik op een besneeuwde entreetrap van een windmolen zit. Ik speel een beetje Bach met snel gevoelloos wordende vingers. Voor wie speel ik? Voor de eindeloze witte vlakte aan de rand van het bos? Voor de wolven, waar de taxichauffeur me, staand naast zijn Mercedes voor waarschuwde? Voor mezelf? Voor Bach? Die avond, terwijl ik met opengesperde ogen uitgeput in mijn hotelbed lig - ik kan onmogelijk slapen en sta weer op om douche na douche te nemen om mijn spieren te masseren - word ik naar het raam gelokt door de vrolijke stemmen die van een enorme schaatsbaan bij het hotel komen. De schaatsende kinderen bezorgen me een glimlach omdat ze passen bij de positieve toonsoort van de derde Suite, en omdat ik dit gevoel van vreugde sinds de eerste Suite was vergeten. Het is zelfs sterker geworden, bijna woest en militair. Wat zegt Charpentier over do groot? Gay et guerier!
Bijna halverwege.
PAVILJOEN 4 - SUITE 4
"Wer Heute nichts tut, lebt Morgen wie Gestern!", zegt een etalage me die ochtend.
Vanaf mijn balkon op het Thüringer Hof kan ik de omringende, met sneeuw bedekte heuvelbossen zien. Onderweg erheen passeer ik even later de enige rooms-katholieke kerk in dit lutherse land, op de Elisabethplatz. De jonge priester nodigt me uit om binnen te komen, laat me het orgel bespelen en vertelt me over de nog steeds bestaande kloof tussen zijn religie en die van Luther. De 30-jarige oorlog hoort duidelijk bij de geschiedenis van dit land. Hij zoekt toenadering tot de lutherse geloofsgemeenschap, maar zij houden hem op afstand en willen geen contact.
-
Dit vierde paviljoen draagt veel woorden, en die woorden dragen gedachten, meningen, reflecties over muziek, over wandelen, over alleen zijn. Ze dragen delen uit het dagboek van deze reis, gesprekken tussen Emilie Lauwers en mij, ... Qua structuur verwijst dit paviljoen naar het eerste omdat het dezelfde open houten structuur heeft, maar de genaaide kaart is vervangen door zinnen.
-
Voor mij verwijst de Prélude van deze Suite met zijn grote sprongen tussen de noten naar het instrument waarop Bach zijn betaalde werk deed en dat hij als improvisator door en door kende. Het orgel. Deze vierde Suite bevat ook de gulden snede van de cyclus, in het vierde deel, Sarabande genaamd. Aan het begin van deze Suite zijn we halverwege onze reis en begint het serieuze werk. Puur technisch gezien is er geen weg terug en is er alleen ruimte voor steeds meer complexiteit. Ook de toonsoort van mi-b groot, wiens 3 mollen zouden verwijzen naar de Heilige Drievuldigheid, is lastig op een cello.
Geen excuses! Zoek je vrijheid!
-
Om mijn nog steeds pijnlijke been wat meer rust te gunnen, neem ik een korte treinreis en een bus, en kom om 15.00 uur aan bij Pension Lavendel in Harztor. Dat is vroeg. Wat te doen? Ik waag me weer naar buiten in de bijtende kou, dit keer zonder cello en rugzak, en loop willekeurig rond. Mijn stappen leiden me om een gigantische heuvel heen tot ik in de ondergaande zon op een wegwijzer lees: KZ-Gedenkstätte Mittelbau-Dora. Terwijl ik langzaam het domein op slenter en het snel donker wordt, besef ik gaandeweg dat dit kamp werd bevolkt door krijgsgevangenen die gedwongen werden wapens te maken voor Duitsland. De werkplaatsen waren weggestopt in de heuvel, de barakken stonden op de vlakte ernaast. Bij de voormalige ingang stokt mijn adem als ik in het Vlaams lees: 'Voor de slachtoffers van de V-wapenaanvallen op Antwerpen. Van oktober 1944 tot maart 1945 werden in Antwerpen meer dan 3.500 mensen gedood door de wapens die de gevangenen hier in de tunnels moesten maken.'
Het is donker en het vriest stevig als ik terugkom bij mijn pension, en geen enkele ster verlicht het firmament. Het zien van deze spookachtige plek die verbonden is met zoveel lijden terwijl ik op zoek ben naar inspiratie voor iets zo moois als cellomuziek, maakt me stil. Dit bezoek, dat toevallig plaatsvond aan het einde van deze vierde dag wandelen, dient als een voorspel op de vijfde Suite in do klein, de meest trieste toonsoort van alle 6.
Ik glijd weg in een droomloze slaap.
PAVILJOEN 5 - SUITE 5
Het paviljoen voor Suite 5 toont een spar te midden van verbrand hout. Deze met sneeuw bedekte spar stond bij de ingang van het concentratiekamp waar ik aan het einde van dag 4 ronddoolde. Voor mij symboliseerde hij het zachte geluid van mijn cello te midden van deze verschrikking, omdat we van sparren de hars verzamelen om de snaren te laten klinken. De hars wordt afgetapt als ahornsiroop en gemengd met andere ingrediënten voordat het wordt gekookt en in een mal wordt gegoten. Zonder de hars van pijnbomen, geen Suites voor cello van Bach.
Het verhaal van de KZ Mittelbau-Dora resoneerde doorheen de hele 5e Suite-dag, en het verbrande hout symboliseert dit wrange gevoel. Deze Suite is ook de meest 'Franse' van alle 6, want ze heeft als enige een Franse Ouverture, dat is een langzaam begin gevolgd door een fuga. Voor Bach en de meeste van zijn tijdgenoten was de Franse cultuur de poort naar succes, en daarom gebruikte hij vaak deze vorm van Suites à la Française voor zijn muziek. Vanuit Versailles werden Franse dansmeesters en muzikanten naar steden en hoven in heel Europa gestuurd om deze 'hogere cultuur' te promoten, maar tegelijkertijd maakte deze haute culture deel uit van een extreem autocratisch en hard regime, gedomineerd door voortdurende oorlogen.
Vanaf de 5e Suite, of de 5e wandeldag, laat ik de maatschappij geleidelijk achter me en trek ik diep de bossen van de Harz in. Het was alsof het zien van de KZ Mittelbau-Dora de druppel was, en ik moest mijn toevlucht zoeken in de bossen en besneeuwde heuvels. Naarmate de dag vorderde, kon ik het gevoel van borrelende woede langzaam loslaten en genieten van de omringende pracht als een balsem voor mijn ziel, dankzij het tempo van het wandelen. Maar één verhaal dat ik in mijn dagboek had opgeschreven, bleef in mijn hoofd hangen. Ik wil het hier delen:
Op een middag in het station Brussel-Zuid, en net na een van de vergaderingen die ik had met het Klarafestival-team om deze reis voor te bereiden, ontmoette ik een oudere dame. Ze kwam naar me toe toen ze mijn cellokoffer zag, die ik toevallig had meegenomen, en begon te vertellen hoe haar moeder, die zangeres was, haar de liefde voor klassieke muziek had bijgebracht. Ze vertelde me dat ze op het punt stond om weer naar India te vertrekken, waar ze verantwoordelijk was voor het graven van drinkwaterputten in arme gebieden. Mensen in nood helpen, zelfs op haar leeftijd, was voor haar heel normaal, zei ze, aangezien ze de Tweede Wereldoorlog had overleefd. Ze groeide op in een klein dorpje in de buurt van Antwerpen en op een dag, bijna aan het einde van de oorlog, stuurde haar moeder haar naar het huis van haar tante in het stadscentrum. Als klein kind hield ze van de stad en dacht ze niet aan de oorlog. Die avond bleek een van de nachten te zijn dat Antwerpen door Duitse troepen werd gebombardeerd met V1- en V2-raketten. Op die 16e december 1944 kwamen veel mensen om toen een van de raketten Cinema Rex raakte. Het huis van haar tante werd ook geraakt, maar ze overleefde omdat haar kleine bedje aan het dak was bevestigd. Ze herinnerde zich geuren, geluiden en een brandweerman die haar kwam redden uit haar nest hoog in de lucht, op drie ladders die met touwen aan elkaar waren geknoopt. Ze herinnerde zich ook dat ze het ontzettend koud had gehad door het water en de ijzige temperaturen van december en dat een man haar zijn jas gaf, eraan toevoegend: "Morgen geef je hem terug, want dat is de enige jas die ik heb!". Op een avond tijdens mijn reis, om niet in mijn saaie hotelkamer te hoeven zitten, besloot ik een wandeling te maken terwijl de zon al onderging. Ik liep doelloos rond tot ik het bord zag van een werkkamp uit de Tweede Wereldoorlog, genaamd Mittelbau-Dora. Het bleek precies het kamp te zijn waar krijgsgevangenen uit België en andere landen, gedwongen om te leven en werken in de koude en natte berg, die V1- en V2-bommen maakten die zoveel van Antwerpen en andere steden verwoestten, en op de datum die de oudere dame bij het treinstation van Brussel noemde. Een gedenkplaat net buiten de grimmige ingang van de heuvelrug legde het hele verhaal uit in mijn moedertaal. Terwijl ik daar in de decembervorst stond, dacht ik aan de hartelijke dame.
-
Omstreeks 13.25 uur die dag kon ik duidelijk de top van de Brocken zien, op 1200 meter hoogte. Eindeloze rijen sparren, puntige rotsen, sneeuw en een strakke blauwe lucht met een stralende zon. Ik denk dat ik nog nooit zo'n verbijsterend sneeuwlandschap in mijn leven heb gezien. De wandeling is zwaar want kilometerslang zak ik letterlijk tot aan mijn knieën in de sneeuw en raak ik een paar keer verdwaald terwijl ik de sporen van een lynx volg. Maar de pure schoonheid om me heen is een zegen.
PAVILJOEN 6 - SUITE 6
Vandaag ben ik op het hoogste punt van mijn reis, en op het hoogste punt van de Suites. In het manuscript van de hand van Bach's tweede vrouw, Anna Magdalena, staat aangeduid dat deze Suite gespeeld dient te worden op een 5-snarig instrument, met een extra hoge mi-snaar waardoor hij bijna klinkt als een viool, ijl en zangerig.
-
Deze 6e is ook de bekroning van de reis van Suites, waardoor ons paviljoen aan alle kanten uit haar voegen barst. Objecten, foto's, muziek, maquettes, ideeën, video's, ... Dit paviljoen is uitbundig, net als de 6e Suite.
-
Het weer is nog steeds zo verbijsterend mooi als maar kan, en de wandeling door het bos is een puur genot. Ik vergeet de zware rugzak en cello. Op een gegeven moment ga ik weer op een boomstronk zitten en speel de 6e Sarabande voor de sparren. Ze lijken te buigen om beter te kunnen luisteren, maar het kan ook de sneeuwmassa zijn die hun takken naar beneden drukt. De stilte tussen de noten klinkt verbazingwekkend vol van betekenis, in deze natuurlijke concertzaal. Een uur of zo later komt een dame op langlaufstokken me gezwind tegemoet. Ze houdt me tegen, in opperste verbazing. Zij blijkt de eerste persoon die oprecht geïnteresseerd is in mijn verhaal, waarschijnlijk mede omdat haar dochter celliste is. Ze moedigt me vol geestdrift aan en ondanks de decemberkou we praten nog een hele tijd over muziek. Als ik haar bij het afscheid haar naam vraag, blijkt ze Dorothea te heten. Bachs eerste kind heette ook zo, Catharina Dorothea, en werd geboren in Weimar in december 1708. Dat is precies 314 jaar geleden! 3 is Bachs getal vanwege de Heilige Drievuldigheid en 14 is ook zijn getal omdat het de som is van de eerste letters van zijn naam! Waw! Daarom hoort er in dit paviljoen een foto van Dorothea op haar langlaufstokken. Alsof Bach zijn zegen geeft, over de eeuwen heen.
-
In die tijd geloofden componisten dat bepaalde toonsoorten verbonden waren met godheden of planeten. Sol groot bijvoorbeeld, wat de toonsoortis van de eerste Suite, zou verwijzen naar Mercurius. Daarom zie je hier een video van Mercurius, terwijl ik in de andere video verschillende paden toon van op mijn tocht. Met Mercurius leggen we de link naar Suite 1, waarvan ook de Prélude hier hangt in de manuscriptversie. In onze verbeelding beginnen we de hele cyclus opnieuw als in een nooit eindigende cirkel.
De maquettes zijn overblijfselen van de eerste ideeën van Emilie Lauwers - ik sta altijd opnieuw versteld van hoe grondig ze denkt en werkt - en er zijn schetsen en tekeningen, folders van de Lutherkirche in Bad Harzburg en 6 lege vitamineflesjes. Er is Rilke, de partituur van de Prélude van de eerste Suite en kiezelstenen rechtstreeks uit Versailles. Toen ik een paar maanden na deze wandeltocht het kasteel bezocht dat door Lodewijk XIV beroemd is geworden, besefte ik hoeveel zijn politieke en culturele ideeën betekenden voor het leven in die tijd, zelfs tot op vandaag. Dus eerde ik hem met wat kiezelstenen van aan zijn paleis, want zonder Lodewijk XIV geen Suites voor cello!
Onder Dorothea's foto hangt een grote print op vlaggenstof die de oorspronkelijke tentoonstellingsruimte in BOZAR Brussel afsloot van de rest van de zaal. Deze gigantische vlag paste hier niet vanwege zijn afmetingen, maar wilden we ook niet weglaten.
-
Ik genoot zo van het besneeuwde Nationalpark Harz dat ik de tijd uit het oog verloor en ineens alleen was in het donkere bos. Nog zo'n 4 kilometer kronkelende paadjes en dan nog 5 kilometer van de rand van het woud naar het centrum van Bad Harzburg. Dit vooruitzicht was zwaar en eigenlijk erg spannend, maar ik was ook verrukt, met mijn hart vol van de emoties van de afgelopen dagen. Op een gegeven moment echter bleek er een brug kapot te zijn, en de rivier stroomde snel. Het was quasi donker, met alleen de maan en mijn telefoon om wat licht te geven. Nadat ik ongeveer 30 minuten heen en weer was gelopen om een andere brug te vinden, besloot ik de rivier over te steken door op uitstekende stenen te stappen. Stenen of ijs? Durf ik, durf ik niet? Wat gebeurt er indien ik er in val? Helemaal alleen, aardedonker, een rivier met luid razend en ijskoud water, een enorm bos, niemand in de buurt, geen netwerk op mijn telefoon... Heb je alles afgewogen? Gewoon gaan dan! En ik ging, en het ging goed, maar de helling aan de andere kant was glad en ik viel alsnog achterover in het water. Zo snel als een kat krabbelde ik op het droge, maar ik was natuurlijk doorweekt. Mijn cello, zo bleek later in het hotel, was droog gebleven. Nu was het een kwestie van volhouden en door te stappen om niet verkouden te worden. Boven mijn hoofd duizend sterren achter de scherpe toppen van de sparren. Opeens verschenen er heel ver weg twee autolichten en hoorde ik vaag een motor aanslaan, die later van Michael bleek te zijn. Afkomstig uit Denemarken had hij net dit douanekantoor aan de rand van het bos gekocht om het om te bouwen tot een B&B, 'Der Däne im Harz'. Hij vroeg me of alles in orde was, en ik zei van wel, dus hij vertrok. Maar even later reed hij terug: "Benjamin, ik heb geen tijd, maar ik maak wel tijd. Je doet me denken aan mijn vader, die zo'n avonturier was. Kom, laat me je naar je hotel brengen." Michael, mijn reddende engel, was ook de naam van Bach's eerste schoonvader. Dietrich Buxtehude, de man zonder wie Bach nooit aan zijn avontuur was begonnen, en ik dus niet aan het mijne, was ook afkomstig uit Denemarken.
*****
Ik reisde verder met de trein naar Lüneburg, waar Bach als jongeman naar de Ritterschule ging. Vandaar stapte ik weer, richting Lübeck. Dit laatste deel met extra wandeldagen is niet opgenomen in deze tentoonstelling omdat we ons concentreerden op de 6 Suite-wandeldagen. Mijn intrede in Lübeck gebeurde tijdens een gigantische sneeuwstorm die het openbare leven gedeeltelijk lamlegde. Door de sneeuwbuien heen kon ik van veraf al de 2 puntige torens van de Marienkirche zien. De originele, met het orgel waarop Buxtehude speelde en waarvoor Bach de reis had ondernomen, is sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog verdwenen, verwoest. Daarom had het voor mij geen zin om er meer aandacht aan te besteden. Zoals u zich misschien herinnert, was ook de eerste kerk die ik zag, in Arnstadt, gesloten. Dat vond ik niet erg. Dit was gewoon niet dat soort reis, het was niet toeristisch. En bovendien had ik genoeg van de verwoestingen en oorlogsverhalen en wilde ik mijn eigen verhaal vertellen. In Lübeck bewonderde ik daarom de etalages met gigantische marsepeinen gebak, terwijl ik mijmerde over alles wat er in die 300 jaar verdwenen was, en over de kracht van muziek en schoonheid om vernietiging te voorkomen en de tijd te overstijgen door hem af en toe stil te laten staan.